hetzijndie
bomfukkerz
primitieve
rijm
weerwoord
situatie
domela
nieuwbouwhuis
gelukzalig
weerbarstig
handzaam
kinderen
van de woestijn
geen b-boy
maar bill-board
tak
van sport
vennoot in de schaduw
…inside out
en puur draai ik me jointjes en ik ben zwaar gezond
als ik nix heb te zeggen, joh, dan hou ik me mond
en ruik je lont dan zit je vast op de tijdbom en verbouw ik je kont
en ruik je stront dan is het vast omdat je poep praat, hond;
ik spin een web om alle neppers van de zapgeneratie, volgt een spatie ...
…of ik de kern van het kwaad zie?
geen kattepis dat angst de munitie van de woede is
en mis je nu nog steeds wat ik dis?
yo dit is geen bizniz of missverkiezing of dis die feeling, in die zin
kan ik aansturen op het aanboren van je bezieling
maar jij denkt sjit verandert noooit, onverschilligheid
wat tot het kwijtraken van je eigen leidt: je eigenheid
je bent je ei wel kwijt,maar joh je leeft in spijt
en al die tijd stel je je leven uit tot na die tijd
é yo verplaats je in een ander; verander
nu ben je aan 't sparen maar stel: morgen heb je kanker
kanker dus niet op nu want het is wat je hebt
en ga bij mij niet lopen zeiken om een kant en klaar recept
yo denk 's ff zelf na, de weg is het doel
en stilte is de enige waarheid
dus hou je smoel…
(…hetzijndie bomfukkerz
hetzijndie RAASKALbomfukkerz
dr. Snoodaard en de Stille Vennoot
hetzijndie bomfukkerz)
…ik vervolg m’n monoloog;
de beoogde woorden waren weggevlogen
boven de oven van de ongelovigen
dove tovenaars in hun eigen macht
ontlenen al hun kracht
uit de krochten van de nacht
wat de zachten dachten
en de harden verwarden, é yo,
al die flarden lopen in me kop te harrewarren,
ja
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop te harrewarren, en
al die flarden lopen in me kop…………
primitieve rijm
hebban olla vogala
nestas bigunnan
hinase hic enda thu
wat unbidan we nu
oftewel:
zijn alle vogels
hun nesten begonnen
behalve ik en jij
wat wachten we nu
(dit stuk poëzie is naast een stukkie vertaalde psalm alles wat we nog overhebben uit het oud-Nederlands, een taal waarover we praktisch nix meer weten. Alle reden om het aan te vullen met een klassieke bragtext uit mijn persoonlijke stoney dark ages (zo tussen mijn 15e en mijn 17e), een tijd waarover we ook niet zo bar veel meer weten)
ik geef weerwoord,
als een weerwolf
tegenweer voor willewezers,
echte bevers willen trillen
in weerwil van de killerstrevers
woord omhoog aan de overlevers
neerdrukkers zullen sneven
stropdassen jassen klasseloos
maar stamelen onder de gevers
en de vijand vlucht op killerkevers
komt zich nog tegen tevens
ontkom je aan de willeweters
weersta je illusievergeters
je bent een downdater
en jij weet het beter…
(lyriek herhaalt
morpht naar beatbox
beatbox graaft looping
krijgt tweede volle laag
text komt terug, tweemaal)
…en ik weet het beter
en hij weet het beter
en zij weten het beter
jullie weten het beter
wij weten
het beter
wij weten
het beter
er hangt speelgoed uit het raam te klooien
er leeft een zwangere schorpioen
in zwarte scharnieren onder het bureau
gezichten verdringen zich in mijn oorlel
alles op mijn weg verschuift richting
de kloof bij mijn drempel
er groeit paars uierkruid
uit dijenkletsers naast de bank
een dezer dagen vlekt een schaduw,
een gespannen ballenknijper,
als die maar niet vraagt hoe het gaat
maar de kringen in de inkt die ik adem
raken kant noch wal en ik
ik hang op mijn hoofd tussen gescheurde jassen
en breng een soort van gitaar flikkervlooi aan het janken
en weet niet in welke zak mijn doekjes schuilen,
of hoe ik dat langhalzige krokodillenmeisje
troosten of tot kreatiever deunen neuriën zal
lukraak allicht, zoals er uit mijn pols
gesmolten pen zich op papier werpt
- flikkervlooi golfstromen -
brutaal dan
opent de deur zijn scheur als een stop
ja als een gesprongen leiding
ik stroom mee naar buiten
waar het aangenaam regent
in ronde druppels
hier houdt iemand
tenminste maat
kan ik in rust verdrinken
domela nieuwbouwhuis
dwaze tijden
te leven in wachtkamers
van bot overleven naar absoluut waanzin
de geschiedenis is niet gestopt maar
-tromroffel rode loper-
de toekomst is begonnen
en paniek overmeestert de cipiers
attentie eenheid vier;
dek de horde toe met de dekens
gesp de observatie voor
en pomp de verleiders op
dit keer willen ze tijdloosheid
een bed een boek
en gratis zonlicht
sta gereed
ik herhaal, attentie
sta gereed
kaduk dat glas van kubus
stroop het asfalt van mijn hart
en u thuis, timmer toch uw ikea-barrikade
verzeng uw plaatselijke supermarkt
brandt, brandt jij vat vol angst
men vreest dit feest van stangend gedender
wurgend strakke lijnen moeten krom
kracht knarst kapot wees maar scheutig
met het schurend einde en
het moet mij pijn doen, ergens
ergens op een verholen plekje
schijn ik tekens de ruimte in
voor wie in deze toevalstad
naar dezelfde sterren loert
het liefst werd ik vraagteken
voor wie goed keek
weerbarstig als gedachten dwalen
regelzaken kwaken, ledematen dralen
spreek in tongen tot leven de spraakgemalen
maar doof in kille wandtegels, regels,
mijn medevlegels vuren groeten af
als rustig aan, ras de kalen en
op ieders tong ligt het woord relax
toch maak ik,maken wij deze wereld complex
hoofdloos huppelen door hakkelsteden
achteruit leven en de tijd besteden
inbox legen en groenmoord plegen
ellebogen wegen, scherp je degen
aan/slash/uit/slash/aan,
we leggen ons aan bandeloze banden
en geven de cipiers ruim baan
de luxe die ons kooit zalft de wonden
toch valt de regen als een zegen,
zing ik liefdeswoorden aan de tegenstrevers
en trekken schaduwen over de muren
van de stad, zegen zelfs dove carnivoren
in hun steeds goordere babeltoren
rust uit aan het zieke water
de oude boom praat over de dagen
dat de smaadt zal dalen
op de ruines zal ik neerstrijken met jou
liefde zal blijven zoals zon op de rotsen
glimmend onkruid over brede wegen
handzaam
…handzaam wordt ik langzamerhand
verkeerd verteerd in de blauwe zee
die in mijn hoofd tot levensgroot wordt opgeblazen,
in de exstasefase blazen daze frasen
door mijn verdwaasde breinkwabben
zoals machines blazen of landschappen razen
wanneer treinen hen openrijten
ik zeg: splijten die hap!
Snap de grap niet, en ik wil hem ook niet snappen
de climax is allang anti en ik
in eerste instantie ook wel snel
maar ik streef naar balans, dans me ongans
breek! breek! door je fake kans op lege rans
de oogst van akkers vol maskers, glanzend in de felle zon,
terwijl ik op balkon 49a mijn huid rooster en
proester met bek vol oesters om assepoesters lot,
alles, alles, alles gaat kapot,
het leven verrot, het lot snort van genot,
en om zotte klevende teven leven te geven
stevenen we zonder schaamte af op geraamtes
waarboven raven zich laven aan de zilte lucht
beducht en onbekwaam strekt! strekt!
mijn hand zich uit, en plukt al wat groeit
in het nog natte glazen gras dat was
onverteerbaar begeerbaar groeit
door mijn brein en zijn het onkruid
en terwijl de dwaas in de zon luit
en de man van beton lont ruikt
zit ik hier in een klein hoekje
zonder diepere betekenis...
hoe vaak nog moet mijn gezicht zich zo vol overgave
uit het bekende brute slikslijk trekken
en doorgaan, doorgaan, doorgaan,
tot mijn in wanhoop gedrenkte extase
de vruchten afwerpt
waarnaar ik niet eens dorst te verlangen
gun ik deze bloeddorstig hemelse hel de dwazen wel
dit pad zo glad zo zonder einde, ja zelfs zonder pad?
een aarzelend ja, ja...
Een opengeestelijke krisis
met besef van de keerzijde van,
liever dat dan die wegwerpvrijheid
ellendige vampiersystemen
met bloeddoorlopen gamma-fundamenten
van tropisch oud-en-teak
och natuur, waar ben je in deze wouden zooi
de gouden kooi, wacht op mij...
Maar nee, de natuur pakte zijn koffers;
weg uit de stad,
weg van waar ze haar niet kunnen herkennen,
haar proberen te compenseren met aftrexels
derdehands getuigen van onderweg verloren bagage
de leegte verdrinkt in de verdrongen leegte
Niet eens wetend wat er mist
slechts het vage onbehagen, vermoedens
troostende gedachten dat het elders nog veel erger is
waar ze alleen elkaar nog hebben
en hun dromen
de export van onze
verdraaid veel verleidelijker armoe
onderneemt onderwijl onverdroten
de uitholling van de wereld
met een zelfvervullende profetie:
geluk in de uitverkoop
geluk in pilvorm op recept of
via infiltratie in kringen natte
kringen natte vriendenkringen
op het tafelblad van de verdorven stad
legt men lijntjes met hun pinpas
en snuift stront door opgerold geld
geluk in de etalage als met liefde
verzekeringen huidproducten en sex
verkocht wordt men verknocht
aan het ophopen opkopen
van zogenaamde voorwaarden voor geluk
blind voor het geluk
dat zich onder elke steen bevindt
er zijn landen waar ze
geen jokers nodig hebben om te lachen
geen porno om lief te hebben
geen chatbox om kontakt
geen kont, takt-,
alleen heilige gestoordheid,
en we beuken we slaan met onze vuisten
op de plexiglaskondomen tussen ons
en tussen ons en de demonen
en tussen ons en de dromen
en we leren op tv wat onder geluk
te verstaan en verstaan we elkaar nog
ik schreeuw daar waar anderen
zich neerleggend fluisteren
omdat ik misschien te veel om dwaasheid geef
en mezelf kan ik niet kan ik niet uitschakelen
en lang leve dit steeds medogenlozer land
van hollandse huichelaars, handelaars,
dominees en piraten die praten
met huicheltoon, hoon, niet dom ineens
maar enkel als het loont, maar ondanx Domela’s
die niet schuwen hun handige laars
in die vuige handel-aars te planten
verzandt men vaak in middelmaatgepraat
en ons zaad verslapt
als in de nada-nadagen van Rome
is het een nada-gen?
sinistere nihilistische cynici scheppend
daar ja daar waar men alles al heeft?
Vandaar dat men blauwhelmen uitlacht in de straten van
Mogadishu en Srebrenica en Kabulkabulkabulkabulkabul
en Baghdad magdat?…
en breng hen daar, die de hel
doorgaans zo dagelijx doorgaan
aan het getaande verstand geplant
de griezelige gruwel die vrijheid
en beeldschermleugens zo zonder hemel of hel
kunnen vormen in com-bi-nazi:
een natie van angstige burgers
zo vatbaar voor terreur
waar geen verzekering tegen afgesloten kan worden
is de wereld veranderd na de val der tweelingtorens
waarom dan niet na de vorige slachting?
is tweelingtorendood doder dan vergeten dood, kistkalf, medicijnfabriekbombardement,
mentholsnoepjes,
mental confusion, heeerlijk, leven in een soap-bel,
zoöp-belminuten, ingezeepte latexhoeren
op een willekeurig feestbeest met tien hoorns
van negentiende-eeuwse telefonen
op het zessenzestigste net, babbelbox, boxring,
sabbelring, wingdings, kop-in-het-zand,
warme gloedvocht over mijn voeten spoelend
schuimend, duimen brekend, blijvend stekend,
onwetend, onvergeven en alles wat ik ooit bereiken zal
zal over duizend jaar weggespoeld zijn
als zompige stappen in de vloedlijn,
lijnen we voor liefde of voor het wereldvoedsel?
Oh got wat geëngasjeerd, belerend
subtili-iel-ontberend; bij gebrek aan ontberingen
zet ik de verwarming uit en de tv aan:
banaan - orgaan - orgasme - fantasme
– teletubbies op mescaline; “Uit.”
tussen gedachte en actie
liggen 40 zenders 4x kreeftskeerkringen
op het tafelnat in mijn glas,
warm glas, verdacht warm glas
plexibele duivels likken aan mijn aarsje
feel-good-movies en zelfbevlekking achter de schermen
in zwermen zoeken we langs kermende zwervers en herders
feestend vergetelheid, beestend
schuimkragen glasscherven en afgetikte as
verplaatst men zich over het straatlicht
in naam der nacht. Rust.
Ik sta op. Zes uur ‘s ochtends.
Vogels fluiten toch anders nu
dan met benevelde kanis wankelsleutels zoekend.
mooie wereld. Simpel. Koud, maar toch fris.
Ik stap het balkon op, adem een koele zon in
En de rest?
De rest is stilte
het, want, menigmaal en vaak ook
tussendoor dat
de maag gesplitst wordt door
de boze ogen die
jou niet echt werkelijk zien willen, niet willen zien
niet willen voelen, slechts
door willen slaan telkens, en tevens, en
als maar door, in spreekkoren op molens
der handgemene handgebaren
gebaren me toe, zo moe van de wereld dat
men slaan wil om de klap te voelen, woelen
in hun slaap, de japen in hun schouders, in hun gezicht
gutsen gebutst door wrede dromen voorgeschoteld
schotelantennes die nix meer proeven
oververzadigend de verstikkende kabels
als sabels, en hard, en boos, en leeg, en veeg de tekens
aan de wand, ‘aan de kant!’, tot aan het strand
tot in de armen van hun moeder ballen ze vuisten
het vuil van de straat opgekropt in hun puisten
de puisterige reet willen ze zijn
geen fidusie, geen illusies
geen spoor van echtheid in hun bloeddoorlopen ogen
geen druppel liefde in hun gifaderen
het verdorven bloed kent het zoete,
maar slechts in kant en klare toestand als
dorstigmakende chemische liefde
uitgedroogd koud kolkend van gistende gierende kreten
eist men tederheid op met grijpende handen
in brandende lust zet men de tanden
klauwen boren zich in het vlees
bloed vermengt zich met het roet
aan de huizen, verbrokkelde kluizen, verduisterd
door kunstlicht dat de sterren bleekt
geen onschuld, geen onverwarde blik, geen
geen zuiverheid in het leger van de pijn
kinderen van de woestijn, alles kwijt
de wapenrusting glimmend zwart-wit-zilver
de tong leeg
het hart verward
de ogen brandend
geen zuiverheid in het leger van de pijn
kinderen van de woestijn, alles kwijt
de tong leeg
het hart verward
de ogen brandend
de ogen brandend
de ogen brandend
ik ging de winkel in en wou alleen maar tandpasta,
nu is
m’n karretje voller dan de uiers van je zwangere ma en yo
ik voel me wat gebruikt, ik voel me een beetje klote
want ik kan weer gaan werken voor wat poen om te begroten
‘wordt weer stressen, kunstmatige dorst te lessen
hollandse koopmansgeest is uit de fles en loopt te flessen
kijk nou naar die lul van een Loeki, de nederlandse ster tot en met
de fukking commercieelste leeuw op het 1e 2e 3e net
yo wat een pret als wij die loeki voor de doekoe
weer een boekie open zien doen wat wij kaaskoppen voor de roem
of de poen doen ‘asjemenou’, december komt weer nabij
zet je schoen want al is de slavernij dan officieel voorbij
Sint Consumptie met zijn slavenboot, type: legbatterij
geeft de koopverslaving een pepper en shit dit noemen we vrij
en dacht je dat gehad te hebben dan komt ook nog de kerst
in concurrentie met de buren, wie gaat dit jaar het verst?
bedrijfsleven is op rooftocht, jouw hart is de buit, het kind
dat 1 januari geen nieuwe consoler heeft die ligt eruit
er gaan miljarden in om, die industrie die blijft maar groeien
dat de aarde langzaam de pijp uitgaat, ‘wahh boeie’, want
reclame heeft iedereen in zijn greep, verzet is zinloos
van de geuren in de supermarkt tot het mobieltje dat je kind koos
een windhoos manipulatie voor de blinden en de laffen
wie zoet is krijgt lekkers de rebel lijfstraffen
dit alles onder de vleugels een kortzichtige politiek
beveiligd door echelon en interpol; die shit is ziek
in het land van: kooplieden en schijnheiligheid
is niemand meer veilig voor de dictatuur van de veiligheid
kleuters in indonesie naaien jouw kleren en raken gestoord en
jij maar braggen met die nikes;
je bent geen B-Boy maar een Bill-Board
waar komt die woede vandaan? yo laat me raden;
een klotejeugd?
deed pa dat soort dingen met je wat de neuk dus echt niet deugt?
ah sjit klote voor je, je krijgt zo een biertje
en nog wat tips voor je lege rijms gratis op een papiertje
in je verleden ligt vast heel veel naars begraven
ik wed dat je kapot was toen die jongens van take that uit elkaar lagen
hee joh het geeft niet, hier is m’n fukking schouder man
en ik kan je ook verwijzen naar een prima psych in Amsterdam
maar goed ik kwam niet om het zwaard op aard te brengen
het is er al
en al die apocalyptische paarden
zijn allang van stal
dus als jij zonodig battlen wil, je doet maar naars
ik ben meer van de gekeerde wang dan van de battle-aars
ik ben net zo min ghetto als die porem van jij
kompetitie, heel tov, ik hou mijn geest het liefste vrij
moeten appels en peren de koek verdelen?
gast, dit is poetrie hop, geen olympische spelenik spuug poëmen geen geschil
ik choke niet ik verstil
het is een andere tak van sport
ik spuug poëmen geen geschil
ik choke niet ik verstil
het is een andere tak van sport
(prober het loket hiernaast weet je…)
ik ben geen Lucebert, en geen KRS-ONE
ik ben die bleekscheet met een missie en ik doe wat ik kan
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde
want ik ben geen Lucebert, en geen KRS-ONE
ik ben die bleekscheet met een missie en ik doe wat ik kan
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde
da’s de rare toestand die ik bericht:
innerlijke plicht
ben je ontwricht? dan wricht je allicht voor dit ille inzicht
de twee wordt een waar een nul wordt, dit is mijn school: noem het gesticht
en waar ik huis daar woekert het onkruid met het ego in zicht
men doolt voort als een woord men vormt een akkoord, zeg, een gedicht
en resoneert ook als datgeen’ en maakt de liefde tot plicht
altijd weer onderweg van jezelf tot steeds weer die ander
en verander steeds je koers want openheid ligt in het plan der is
een motie van wantrouwen jegens geloof - en terecht!
toewijders trappen der steeds weer in; die kloof van nep en echt
maar beide zijn eender, ieder perzoonlijk, zoon van alles, dus van god
maar noem die naam niet, schijt is ontvlambaar, terecht dat beeldverbod
je beschildert hem met je gezicht en yo dat maakt me benauwd
vertel, wie heeft die kalashnikov in de handen van god gedauwd?
mijn ontzag behoeft geen hokje, geen hoekje, ik doek het op, je klopt me
maar ik ontloop je, bok je, rock je, brand je shit en klop het op
als bloedende slagroom, je realiteit blijkt een dagdroom,
je nachtleven dat voor de dag schroomt, het is de vijand die in je huis woont
het oor op je muis kloont, de moordende beeldbuis loont
en deze verguisde ruis verduistert al wat de kluisters van die Zeus hoont
wat de vuist de hond het gruis hoont
en al het weerloze van waarde weg roomt
en daarmee wegkomt
en daarmee wegkomt? en daarmee wegkomt
en zo verliest van zichzelf maar d’r toch mee weg komt
maar yo goed ik ben geen Aesop Rock, geen Lao-Tse
of Tagoré
ik ben dat ego op een stokje en we doen het ermee
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde
want jo ik ben geen Lucebert, en geen KRS-ONE
ik ben die bleekscheet met een missie en ik doe wat ik kan
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde
want ik ben weerloos, jegens mijn ego waar ik
val
oneerlijk liefkoos, want projekteer mijn niemendal
en die begeertehoos, die velt je levenloos
en ik waai steeds met de briesjes mee als was ik een windhoos
en dat is loos want de dagen dat de stilte me soms verbrijzelt
ook juist als het buiten ijzelt of het duister me bijna gijzelt
steeds weer komt het er op neer dat de dalen dieper lijken
dan ze zijn, ook de pijn, ook de fijne dingen,
het is een staat van zijn, ertoe in staat te zijn
de dingen te laten zijn, te janken badend in maneschijn
je situatie is je leraar en je vrienden vaak een spiegel
en de vijand is jouw schaduw klootzak, die je naduwt
waar zijn je woorden nou? je lijf loopt door de kou
het lijkt gestoorde rouw over een vermoorde trouw
je beloopt het slappe koord nou, jouw angst is de diepte
dus vergeet al het andere en verdiep je
maar laat je niet meeslepen, yo, de pinguïn zit van binnen
de balans is daar, geen tijd voor spijt of kinnesinne
wees trots op wat je bent en nederig wat je nog kan leren
want je bent rijker dan je denkt en alles valt te proberen
gooi die schaamte overboord en geef je over
de wereld is groter dan je kronkels, wees geen rover
want jouw klippen zijn dan dover, ik ben een gelover
& als je brein het niet vat,
noem het tover
maar goed ik ben geen Siddhartha, geen Tuff
Gong of Spinoza
ik ben die klootzak met een missie en te veel blablabla
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde
want yo ik ben geen Lucebert, en geen KRS-ONE
ik ben dat ego op een stokje en ik doe wat ik kan
ik zal je vennoot zijn in de schaduw want ik eer het verweerde
maar was ik nu maar zo stil als mijn titel beweerde